Luie kinderen, bestaan die?
/0 Reacties/in Geen categorie /door Marjan van Baekel-Kan
“Ik ben gewoon lui”, zegt de elfjarige Tomas terwijl hij met een schuin hoofd en opgetrokken wenkbrauwen naar mij kijkt. “Daar geloof ik helemaal niets van”, zeg ik. “Waarom denk je dat? “Nou, ik doe gewoon niet goed mijn best op school. Ik heb vaak helemaal geen zin om een tekst te lezen en zo.” Tomas zit aan tafel samen met nog vijf andere kinderen. Ze zijn voor de eerste keer bij mij voor een korte training “Begrijpend lezen met plezier”. “Als ik op school een tekst gelezen heb, dan weet ik aan het einde niet meer wat er aan het begin stond.” voegt hij er aan toe. De anderen knikken instemmend.
Ze krijgen van mij de opdracht om de Kidsweek (krant voor kinderen) door te bladeren en met een stift een sterretje te zetten bij een artikel dat hen interessant lijkt, ze hoeven het nog niet echt te lezen. Dit doen ze in tweetallen. Er wordt druk gebladerd en gepraat. “Kijk, wat schattig!”, “Ik ga eerst naar de moppen”, “Wow, kijk deze motor!”. De kranten staan al snel vol met sterren. Nu mogen de kinderen een top 3 maken. “Welk artikel zou je het liefste willen lezen? Dat is dan 1, en zo door”. Ook dat levert weer leuke gesprekken op met veel wikken en wegen. Uiteindelijk is iedereen er uit. Ook Tomas. Hij heeft een artikel gekozen, genaamd “Goed tijgernieuws”. Tot dusver heb ik nog geen luiheid bij hem kunnen bespeuren.
“Waarom heb je dit artikel gekozen?” vraag ik hem. “Nou, ik vind tijgers mooie beesten en er staat dat het goed nieuws is, meestal staat er slecht nieuws in de krant, goed nieuws vind ik leuker”. Een prima motivatie vind ik, net als de anderen die vervolgens ook hun keuze mogen toelichten. Iedereen heeft een artikel gekozen door goed te kijken naar de foto en naar de koptekst. We bespreken dat dit een belangrijke leesstrategie is. Voordat je een tekst gaat lezen kijk je altijd eerst naar de titel en naar het plaatje. Hierdoor heb je al een beetje een idee waar de tekst over kan gaan.
“Nu mogen jullie allemaal je eigen tekst echt gaan lezen. En als we straks klaar zijn met lezen, dan vertellen we om de beurt aan elkaar waar het stukje over ging. Het is dus handig om belangrijke woorden te onderstrepen, zodat je straks een korte samenvatting kan geven’. Met potlood in de hand duiken ze gretig hun tekst in. Al snel kijkt Tomas op van zijn tekst:”Ik snap er echt helemaal niets van”, zegt hij. Ik ga naast hem zitten en vraag of hij zijn stukje aan mij wil voorlezen.
De eerste zin gaat heel erg moeizaam en langzaam:”In het grootste tijgerreservaat van Thailand sluipen steeds meer tijgers rond”. Ik merk dat hij de grootste moeite heeft om de zin te decoderen. “Weet je wat een reservaat is?” vraag ik. Hij haalt vragend zijn schouders op. In de rest van de tekst staan nog veel meer lastige begrippen, zoals: onderzoekers, rangers, stropers, junglekiekjes, experts, tijgervel. Daarnaast vraagt de tekst ook nog eens van de lezer dat je verbanden kan leggen. Zo staat er: “De onderzoekers schatten dat er inmiddels meer dan honderd rondlopen”. Meer dan honderd wat? “Volgens experts komt dat omdat er dag en nacht rangers door het bos lopen”. Het woord dat verwijst naar dat er meer dan honderd tijgers rondlopen. Maar als je die zin daarvoor al niet begreep dan zie je dit verband ook niet.
“Deze korte tekst vraagt heel veel van jou als lezer”, leg ik aan Tomas en de anderen uit. Ik laat een model zien ter illustratie.
“Kijk, om een tekst goed te kunnen begrijpen heb je verschillende vaardigheden nodig. Zo moet je een tekst technisch aan kunnen, dus vrijwel vloeiend kunnen lezen. Je moet ook een aardige woordenschat hebben en kennis van de wereld om een tekst te kunnen begrijpen: Wat zijn stropers? Wat doen zij en waarom? Wat kun je er tegen doen? En daarbij moet je ook nog verschillende leesstrategieën in kunnen zetten, waaronder verbanden kunnen leggen”. Tomas en de anderen knikken begrijpend. “En motivatie is erg belangrijk, dus als je het onderwerp interessant vindt dan scheelt dat enorm”.
“Dus daarom heb ik op school nooit zo’n zin om te lezen!?” zegt Tomas, “omdat ik het moeilijk vind?”. “Precies, omdat je het lastig vindt ga je misschien andere dingen doen: naar buiten kijken, kletsen of naar de WC?” Tomas lacht en knikt instemmend en de anderen herkennen dit ook van zichzelf. “Het is dus helemaal niet zo gek dat je af en toe afhaakt. Maar lui ben je zeker niet! ” Tomas lacht breeduit en opgelucht.
Voor mij is er werk aan de winkel met dit groepje. Inzetten op leesmotivatie, technisch -en strategisch lezen en woordzoekstrategieën aanbieden. Voor vandaag ben ik tevreden, de kinderen weten nu dat begrijpend lezen niet alleen het beantwoorden van vragen is bij een tekst. Maar dat het er om gaat dat je begrijpt wat je leest en dat daar verschillende vaardigheden voor nodig zijn. Dit geldt bij alles wat je leest of het nu verhalensommen zijn bij rekenen, biologie of geschiedenis. Maar bovenal weten ze na vandaag dat als lezen lastig is, je niet lui bent. Ik denk zelfs dat luie kinderen niet bestaan.
In verband met privacy is de naam van Tomas gefingeerd